Na mijn vorige blog, waarin ik schreef dat ik mijn lichaam had geaccepteerd zoals het was, gebeurde er iets dat alles veranderde.
Ik had al een tijd last van ‘smetten’, tot aan infecties toe, onder mijn borsten. De zalfjes die ik daartegen moest smeren zijn niet bepaald gezond. In een gesprek met mijn lieve huisarts Emma stelde ik spontaan voor om mijn borsten sterk te laten verkleinen, of zelfs weg te laten halen, om het probleem definitief op te lossen. Zij keek mij wat glazig aan toen ik uitlegde dat ik dat niet erg zou vinden, integendeel. Dat ik nooit blij was geweest met het hebben van borsten. Toen ze rond mijn elfde begonnen te groeien riep ik woedend tegen mijn moeder dat ik ze ‘eraf zou hakken’. Emma bekende dat zij nog nooit met zoiets te maken had gehad, maar dacht meteen constructief mee. We zouden er beiden nog even over nadenken.
Op de fiets terug naar huis wist ik opeens zeker dat ik geen borstamputatie wilde. Vijftig jaar geleden had ik ervoor getekend, maar nu… Het ging mij erom – behalve om van het medische probleem verlost te zijn – dat ik er nog minder vrouwelijk uit wilde zien. Ik heb mij voor het grootste deel van mijn leven als androgyn beschouwd. Eigenlijk was dat niet helemaal de juiste benaming, maar er was geen taal voor wat het dan wel was: een diffuus gevoel over mijn gender, soms mannelijk, soms vrouwelijk, soms beide, soms geen van beide. In de voor mij bevrijdende terminologie van nu zou ik het ‘fluïde gender’ noemen. Dat is specifieker dan androgyn en dekt beter de lading van mijn gevoel over mijzelf. Ik heb geen behoefte aan geslachtsverandering, ik ben biologisch een vrouw en wil dat ook niet ontkennen.
Na mijn volgende bezoek zou Emma kijken wat de mogelijkheden zijn. Een genderkliniek was uitgesloten: er zijn wachtlijsten van zo’n drie jaar alleen al voor de intake en dan duurt het nog eens een jaar tot de operatie… Dan zou ik in de zeventig zijn. Bovendien gaat het niet om geslachtsverandering. Niet alleen dat, de primaire reden was medisch van aard en dat bood de gelegenheid om een plastisch chirurg te vinden die dit wilde doen.
Al heel snel na dit tweede gesprek kreeg ik een bericht van het provinciale ziekenhuis hier in de buurt: begin januari kon ik gaan praten met een plastisch chirurg. Ik kon kiezen wie, maar er stond op het lijstje niet bij of het mannen of vrouwen waren, dus ik koos op goed geluk een naam. Bij de afspraak bleek het een man te zijn, niet mijn voorkeur. Maar, zo ondervond ik vrijwel direct, een sympathieke en niet benepen man. Ik vertrouwde hem. Hij begreep mijn uitleg – medisch plus bonus – meteen en wilde eraan meewerken. Hij zou mijn borsten zo klein mogelijk maken.
Fast forward naar het heden: gisteren ging ik onder het mes en vandaag ben ik alweer thuis. Nauwelijks pijn en drastisch verkleinde borsten. ‘1250 gram,’ zo meldde de chirurg gisteren toen hij langskwam om te zien hoe het met mij ging. Zo veel had hij verwijderd. Ik meende enige trots in zijn stem te bespeuren. En ik zat er niet naast. Vanochtend, bij het laatste onderzoekje, vertelde hij dat het een uitdaging was geweest: hij had nog nooit een zo sterke borstreductie uitgevoerd: van cupmaat DD naar iets tussen AA en A in. De komende twee weken moet ik voorzichtig zijn met tillen en reiken: als het pijn doet, moet ik het niet doen. Daarna zijn de snijwonden geheeld en kan ik het resultaat pas echt zien. Ik ben nu al blij.
Het gender-fluïde leven begint kennelijk bij nog net niet 67.